Cabaretliefhebber

Foto: Met Dick bij de Jules de Corte-tentoonstelling in Deurne, januari 2018.

Ik zal een jaar of zeven, acht geweest zijn toen ik voor het eerst in aanraking kwam met cabaret. Dat was via de televisie: de cabaretregistraties van de VARA. Het waren de vroege jaren negentig. Hans Teeuwen en Theo Maassen moesten nog doorbreken. De toppers van toen waren Youp van ‘t Hek, Brigitte Kaandorp, Herman Finkers en Harrie Jekkers. En hoewel ik lang niet al hun grappen snapte, was ik al wel meteen gefascineerd door wat ze deden. De liefde voor het cabaret was geboren.

Het zou nog jaren duren voor ik voor het eerst een cabaretvoorstelling live zou zien. Theaterbezoek was bij ons thuis niet gebruikelijk. Bovendien kwamen de grote namen vaak niet eens bij ons in de buurt, en als ze al eens kwamen, waren ze binnen een mum van tijd uitverkocht. De primeur ging uiteindelijk naar Acda & De Munnik, in 2000, met hun Zwerf’ on 3, meer een liedjesprogramma dan een cabaretvoorstelling eigenlijk. Ik zag ze in het Theaterhotel Almelo, samen met mijn moeder. Bijzonder eigenlijk, want de passie voor cabaret deelde ik vooral met mijn vader. De videoband van Hans Teeuwens Met een Breierdeck hadden we tegen die tijd al samen grijsgedraaid, evenals de registratie van Bert Visschers Jammer.

Ik ging studeren en bleef het cabaret volgen. Ik werd een trouwe luisteraar van het radioprogramma Spijkers met koppen en woonde daarvan ook een aantal keer de zaterdagse live-uitzending in Utrecht bij. Dat ging gemakkelijk, want ik woonde daar op kamers. Cabaretvoorstellingen bezoeken deed ik nog steeds maar sporadisch.

Na korte tijd Taal- en Cultuurstudies gestudeerd te hebben, stapte ik over naar Nederlands. Die laatste studie beviel meteen erg goed. Meer door toeval dan door een bewuste keuze kwam ik uiteindelijk terecht in de hoek van de zeventiende- en achttiende-eeuwse literatuur. Mijn afstudeeronderwerp werd satire, zowel in de bachelor als in de master. Een promotie op datzelfde gebied volgde. Zo bleef, indirect, het lijntje met het cabaret intact. Ik hield me nu bezig met hoe het komische en het geëngageerde zich in het verleden hadden voorgedaan, meer in het bijzonder in de late achttiende eeuw in Nederland.

Maar de liefde voor de hedendaagse humor bleef prikkelen, des te sterker toen ik bevriend raakte met Dick, wiens passie voor cabaret de mijne ruimschoots overtreft. We begonnen samen regelmatig cabaretvoorstellingen te bezoeken. Ik raakte zo steeds vertrouwder met het actuele aanbod. Dick en ik gingen ook steevast het gesprek met elkaar aan over de voorstellingen die we zagen. Nu eens waren we kritisch, dan weer lovend. Mijn gedachtevorming over het genre werd steeds rijker.

In september 2017 werd ik cabaretrecensent voor Theaterkrant. Sindsdien zit ik vaker dan ooit in het theater. Zoiets went natuurlijk, maar toch realiseer ik me nog regelmatig wat een voorrecht het is dat ik nu zoveel voorstellingen live zie, en hoe ondenkbaar dat vijfentwintig jaar geleden voor mij was. Wat bleef is de aantrekkingskracht van het genre: de fascinatie voor de man of vrouw op het podium die ogenschijnlijk nonchalant wat voor zich uit staat te kletsen en daarmee een zaal weet te beroeren. Zoiets is een kunst, die het niet alleen verdient om bewonderd, maar ook om analytisch beschouwd te worden. Als professioneel cabaretkijker draag ik daar graag mijn kleine steentje aan bij.