Promotieproject satire (2009-2013)

Onder het mom van satire. Laster, spot en ironie in Nederland 1780-1800

Hoe werkt satire? Die vraag lag aan de basis van het NWO-project The power of satire. Cultural boundaries contested. Met als uitgangspunt de hypothese dat satire in staat is om bestaande (culturele en mediale) grenzen zowel te testen en bevragen als te stellen en consolideren, werden in dit project een aantal specifieke satirische casussen onderzocht vanuit het perspectief van hun werking. Mijn onderzoek betrof daarbij twee Nederlandse casussen uit de periode 1780-1800, een politiek turbulent tijdvak waarin de periodieke pers een sleutelrol vervulde. De twee casussen maken onderdeel uit van die periodieke pers.

Titelprent van ‘Lanterne magique of toverlantaern’ (1782-’83)

Mijn eerste casus betrof de zogenaamde toverlantaarns en rarekieks. Dit zijn satirische pamfletten en tijdschriften die zijn geïnspireerd op het in de achttiende eeuw alom bekende fenomeen van rondreizende vertoningen van lichtbeelden, te vinden op kermissen en jaarmarkten. In de patriottentijd (1781-’87) worden de toverlantaarn- en rarekiekgeschriften ingezet in de felle strijd tussen patriotten en orangisten, waarbij het er doorgaans weinig subtiel aan toegaat en de politieke tegenstander met behulp van satirische aanvallen ad hominem wordt uitgemaakt voor alles wat vuig en vies is.

Pieter van Woensel (1747-1808), auteur van De Lantaarn

Mijn tweede casus betrof De Lantaarn, een almanak-pastiche waarvan tussen 1792 en 1801 vijf delen verschijnen. Deze uitgaafjes zijn voornamelijk gevuld met in Sterniaanse stijl getoonzette vertogen, en daarnaast voorzien van de nodige spotprenten. De maker hiervan is de excentrieke, kosmopolitische marinearts Pieter van Woensel, die in zijn almanak de actuele politiek van de Bataafse Republiek scherp en kritisch bevraagt en afwisselend bijtend of ironisch commentaar levert op de handel en wandel van zijn landgenoten. Vooral de wederwaardigheden van de eenheidstaat- en democratie-in-wording die Nederland op dat moment is, krijgen daarbij veel aandacht.

Ik heb geprobeerd beide casussen te plaatsen binnen een bredere satirische praktijk en zo meer zicht te krijgen op het functioneren van satire als cultureel, mediaal, politiek en sociaal verschijnsel. Dit heeft geresulteerd in een proefschrift dat bestaat uit vijf hoofdstukken, waarin achtereenvolgens aan bod komen: de toverlantaarns als vorm van blamerende satire, De Lantaarn als vorm van bevragende satire, Pieter van Woensel als ‘outsider on the inside’, de toverlantaarns en De Lantaarn als parasieten en, als laatste, de potentiële impact van beide casussen.